Tagarchief: ontdek je plekje

Ontdek je plekje nr. 379

Vorige week dinsdag had Bibi haar ‘dia de simia gemarkt‘. Zo praten wij tegenwoordig. Nederlands/kriolu. Betekent zoveel als: haar zaaidag gemarkeerd op de kalender. De jaarlijkse zaaidag met Bibi is ook altijd een ontdekkingstocht over het eiland: altijd weer spannend welke landjes ze allemaal gaat inzaaien. Met een busje vol vrijwilligers en betaalde krachten reden we ’s morgensvroeg naar Matinho. Drie zaaikuilengravers en elf zaaiers. Ik vormde samen met vier anderen de achterhoede: degenen die de laatste maiskorrels in de zaaikuil gooien en dan met wat charmante voetschuifbewegingen de mix van bonen, pompoen en mais begraven onder het stof. En dan maar hopen op regen…

Na de koffie wandelden we van Matinho naar Cova Joana. Tegen de steile kraterwand heeft Bibi drie onmogelijke percelen. Dat je denkt: hier zou ik niet eens omhoog willen klauteren tijdens een ommetje. Maar onverstoorbaar hakken de gravers hun kuilen tegen de helling en sjokken wij er achteraan met ons zaad. Het kuilen dicht schuiven is een regelrechte uitdaging, omdat je dan op één been staat.

Niet piepen, doorgaan. En vlak na het middaguur bereikten we het huis waar de lunch klaar stond. Tudu pront, alles klaar.

Inmiddels heeft het al een paar keer licht geregend, de afgelopen week, dus de hoop op een goede oogst is -als altijd- optimistisch.

Ontdek je plekje nr. 378

Rood = wandeling, geel en oranje auto 1 en 2

Ericks verjaardag vierden we met een wandeling van Ons Dorp Fajã d’Água, via de baai van Portete, naar het zuidelijke vissersdorp Lomba. Met vriendin Lu, die in Lomba woont, hadden we een lunchafspraak gemaakt. “Met zalm of met tonijn?” vroeg ze. “Tonijn, lekker!” En ik schatte in, dat we er rond half twee wel zouden zijn.

Vlak voor de baai van Portete heb je dat smalle randje van nog geen 50 centimeter, met aan de ene kant een rotswand en aan de andere kant de oceaan met rotsen op de bodem, 15 meter in de diepte. Daar haperde ik weer eens even. Ik maakte de fout om naar beneden te kijken voordat ik m’n voet op dat inimini-stukje rotspad zette, voor die ene enge stap. “Gaan jullie maar”, zei ik tegen Cristina en Erick. “Ik ga naar huis. Ik kan dit niet.” Gelukkig voegde ik niet direct de daad bij het woord, want na een paar tranen raapte ik mezelf bij elkaar, veegde het steengruis van de voorlaatste stapsteen, kroop weer een stukje terug, richtte mijn blik op de rotswand en schoot over het enge stukje. Met trillende benen liep ik achter E en C aan richting strandje. Yesss!

Mijn medereizigers gingen te water, voor een verfrissende duik, en ik heb de schoonheid van Portete in me opgenomen. Voor de zoveelste keer, dat houdt nooit op. Dit keer met de gedachte dat ’t mijn laatste keer is dat ik over land daar naartoe ga.

Zeeschildpadden

Terwijl ik wat over het zandstrandje slenter, altijd op zoek naar schelpjes die er nauwelijks zijn, vind ik het spoor van een zeeschildpad! En aan het eind daarvan een kuil. Wauw! Opwinding bij mij én bij Cristina. Cristina is namelijk directeur van Biflores, een ngo die zich bezighoudt met biodiversiteit op Brava. Daar hoort ook het beschermen en monitoren van zeeschildpadden bij. En het bewust-maken van de bevolking, dat je die dieren niet opeet maar lekker laat zwemmen en de nesten niet verstoord.

Op Brava zijn maar twee of drie miniatuur-zandstrandjes, dus richten de activiteiten van Biflores zich voor wat betreft de zeeschildpadden op de twee onbewoonde eilandjes stussen Brava en Fogo. Maar dit jaar blijken er zowel bij Furna als bij Portete nesten te zijn! Gisteren hebben vier jongeren (twee uit Ons Dorp, twee uit Furna) een training gekregen bij Biflores over gedrag van zeeschildpadden en de opdracht om de nesten te bewaken, dag en nacht. Buurjongens John en Eduardo zijn nu verantwoordelijk voor het broedsel in de baai van Portete. Wordt vervolgd!

De wandeling gaat verder. Het binnenland in, gestaag klimmend van zeeniveau tot Padjal, op zo’n 400 meter. En dan kalmpjes wat afzakken langs de verharde weg, naar Lomba. Onderweg babbelen we wat met dorpelingen die hun ding doen; een koe water geven, een stukje aan een huis bouwen. Wat houd ik daar toch van.
Als we Lomba binnenkomen staat Stude, de lokale barman, op de weg te kletsen. Hij loopt met ons mee en opent deur en luiken van z’n barretje. Zo gaat dat hier: de tent gaat pas open als zich klanten aandienen. We praten wat bij en wisselen nieuwtjes uit. Dan passeert een oud vrouwtje met een paraplu boven haar hoofd, tegen de verzengende zon boven Lomba. Ze is op weg naar de kerk, net buiten het dorp: “Lu zit op jullie te wachten met het eten”.

In de keuken van Lu’s ouderlijk huis staat de tafel gedekt met voedsel voor een weeshuis. Lu straalt. Ze heeft er een foto van genomen, vertelt ze, en opgestuurd naar Anna, in Merka. Onze Anna, ook haar vriendin. “Anna is weg maar Anna is ook gebleven”, zegt ze zo mooi: “Ana bai, Ana fika“. Als wij verkwikt en aangedikt in de salon zitten met Lu en haar vader, komen buren, vrienden, familie met bakjes om hun deel van de lunch op te halen. Mooi systeem.



Dan volgt het laatste onderdeel van ons uitje: de terugreis. Lu en haar vriendinnen, allen visvrouwen, zijn toevallig van plan om naar Ons Dorp te gaan voor een frisse duik en een frisse neus. Wij kunnen er nog wel bij in de pick-up, zegt ze. Dus gaan wij ergens in de schaduw op een muurtje zitten wachten op wat komen gaat. Na ruim een uur bijpraten met Lomba-kennissen, komt eindelijk de pick-up de hoek om, reeds volgestouwd met zo’n twaalf visvrouwen-in-uitgaanskledij. “Kom op, we gaan!” Ik grijp Blaze bij z’n lurven en til hem in de bak: “Sorry dames, hij moet ook mee.” En wij proppen ons tussen de heerlijk geurende dames. Tegen de tijd dat we in Nosse Senhora de Monte stilstaan voor de supermarkt, ben ik er wel klaar mee. Onderweg zijn er nog een paar dames aan boord gekomen en ik heb nergens in mijn lichaam nog gevoel. Onze dorpsgenoot Zaffy staat ook voor de supermarkt geparkeerd en ik vraag of we met hem mee mogen, voor de tweede helft van de reis. Wat een verademing, om met z’n vijfen achterin zo’n pick-up zitten.

De dames uit Lomba hebben zich, naar horen zeggen, prima vermaakt in Fajã d’Água en zijn om één uur ’s nachts weer teruggekeerd naar huis. Toen lagen wij al lekker te slapen na weer een enerverende dag.

Ontdek je plekje nr. 376

Met het eind van ons verblijf op Brava in zicht, en met nog altijd weinig te doen in ons toeristenbedrijfje, hebben we het plan opgevat om -door ons nog- onbewandelde paden te gaan belopen. Die zijn er nog steeds voldoende: Brava is een super-wandeleiland! Sinds gisteren kunnen we eindelijk de ‘ziggiezaggie‘ afvinken, die we altijd zien als we naar Vila Nova Sintra gaan, aan de overkant van een diepe vallei.

Carlos pikt ons op in Fajã d’Água en zet ons in Cova Rodela uit de auto. We nemen het pad langs het huis van Deidei en zeggen hem en z’n geiten even gedag. En vanaf daar beginnen de nog onbekende paden. Ik voel me direct weer de toerist uit 2010, toen we voor ’t eerst twee weken vakantie vierden op Brava.
Het blijft bijzonder dat overal paadjes zijn en huizen, als kruimels in het landschap. Het verschil met 11 jaar geleden is dat er nu af en toe ‘Eriki‘ en/of ‘Marètti‘ klinkt vanaf een huis of een berghelling. Foto’s nu!